Een fiscaal wetsvoorstel dat tot veel commotie leidt is de voorgenomen afschaffing van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. Deze regeling staat bekend als de wet Hillen of de Hillen-aftrek. De regeling houdt in dat geen bijtelling van het eigenwoningforfait plaatsvindt wanneer deze bijtelling niet gecompenseerd wordt door de in aftrek te brengen hypotheekrente. De regeling is in 2005 ingevoerd om aflossen op de eigenwoningschuld te stimuleren. Volgens het kabinet is deze regeling niet meer nodig omdat met ingang van 2013 voor nieuwe gevallen aflossing van de schuld een voorwaarde is voor aftrek van betaalde hypotheekrente. Het is de bedoeling dat de regeling met ingang van 1 januari 2019 in 30 jaar wordt afgebouwd.

De staatssecretaris van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag naar de Tweede Kamer gestuurd. In de nota wordt een groot aantal, vaak zeer gedetailleerde vragen beantwoord. Een van de vragen is of via het defiscaliseren, dus buiten de belastingheffing brengen, van de eigen woning niet hetzelfde effect kan worden bereikt als met de uitfasering van de wet Hillen. Dat is volgens de staatssecretaris het geval, met dien verstande dat defiscalisering van de eigen woning veel verder gaat. Het kabinet heeft daar niet voor gekozen.

Bron van inkomen
Vervolgens legt de staatssecretaris uit hoe het bronnenstelsel waarop de Wet IB 2001 is gebaseerd werkt en wat dat betekent voor de belastingheffing over de eigen woning. De inkomsten uit een bron van inkomen worden belast. Uitgaven voor de verwerving van inkomsten uit een bron zijn aftrekbaar. De eigen woning wordt in box 1 als een bron van inkomen aangemerkt. De inkomsten uit eigen woning bestaan uit het woongenot dat de woning oplevert. De omvang daarvan is gebaseerd op de economische huurwaarde van de woning. Omdat aan een eigen woning ook een bestedingsaspect verbonden is, wordt de economische huurwaarde verminderd. Ook is rekening gehouden met lasten zoals onderhoudskosten en afschrijvingen. De inkomsten uit de eigen woning worden forfaitair vastgesteld in de vorm van het eigenwoningforfait. Omdat de eigen woning een bron van inkomen is, zijn de kosten van verwerving – de rente over de eigenwoningschuld – aftrekbaar.

Doelgroep
De voorgenomen gefaseerde afschaffing van de regeling Hillen treft voor ongeveer 58% eigenwoningbezitters die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Volgens de staatssecretaris wil dat niet zeggen dat de maatregel gericht is op ouderen. Door de met ingang van 1 januari 2013 geïntroduceerde aflossingseis zullen in de toekomst steeds meer jongere belastingplichtigen geconfronteerd worden met de beperking van de Hillen-aftrek. De staatssecretaris wijst er verder op dat voor eigenwoningschulden die zijn aangegaan vóór 2001 de renteaftrek eindigt per 1 januari 2031. Vanaf 2001 is de renteaftrektermijn gemaximeerd op 30 jaar.

Voortgang en inwerkingtreding
Als het wetsvoorstel niet in 2017 wordt aangenomen, wordt invoering per 1 januari 2019 lastig. De Belastingdienst kan de uitfasering van de regeling Hillen dan niet meer in de voorlopige aanslagregeling 2019 verwerken. Er zijn dan twee mogelijkheden. De eerste is uitstel van de inwerkingtreding met een jaar. Dat leidt tot een budgettaire derving die pas in 2049 zal zijn ingelopen. De tweede mogelijkheid is invoering per 1 januari 2019. In die situatie krijgen bijna 400.000 belastingplichtigen een te lage voorlopige aanslag 2019 opgelegd. Bij de definitieve aanslag zullen deze mensen moeten bijbetalen. Eerdere ervaringen hebben geleerd dat dit leidt tot maatschappelijke en politieke commotie. De staatssecretaris vindt beide scenario’s zeer onwenselijk.

Alternatief
Ten slotte wordt aandacht gevraagd voor de mogelijkheid om zowel de voordelen uit eigen woning als de aftrekbare kosten te belasten tegen het tarief van de eerste schijf. De staatssecretaris vindt het niet passen om inkomsten die tot dezelfde box behoren afhankelijk van de herkomst tegen een ander tarief te belasten.